Heemkundekring

Rosmalen

En alsof dat niet genoeg was .....

"In de nacht van 21 op 22 februari 1799, omtrent elf uren, werden een vrouw met vijf jonge kinderen en haar broer op een hachelijke wijze van het huis op de Boterweg bij Hintham, waarin zij woonden, ontzet door een verschrikkelijken watervloed en verbazend ijs, verzeld van 't ontzagelijkste onweer, welke dien nacht woedde. Het huis stortte in, waarbij de vrouw al dadelijk drie van haren vaderloze kinderen met al wat heur bezit was verloor. Het lukte broer en zus en haar twee overgebleven kinderen, onder wie een zuigend kind dat zij aan heur borst had, na veel worstelen den dood te ontkomen en op een stuk van het oud strodak der verbruizelde huizinge te geraken en daarop tussen de ontzettende baren en drijvend ijs dobberende, alle ogenblikken 't eindperk hunnen 's levens tegemoet ziende. Zij riepen voortdurend om hulp, dat evenwel in het holle van dien nacht door de vreselijk gonzende wind niet wel bij de inwoonders van Hintham gehoord kon worden. Vier redders, waaronder de schepen (later eerste burgemeester van Rosmalen) Willem Siepkens, zijn dan eindelijk, op levensgevaar, en den fellen vloed, en meedogenloos ijs trotserende, door de stikdonkere nacht, nadat ze reeds diverse tevergeefse pogingen daartoe hadden aangewend, met een kleine schuit gekomen en hun van gemeld stuk dak, uit dat doodsgevaar en benauwdheid des gemoeds, doornat en bijna verstijfd van koude met vele moeitens gered. Door het verschrikkelijke ijs, de woedende golven en de gierende storm hebben de redders de ongelukkige familie overgebracht ten huize van Willem Siepkens. Hij gaf hen droge kleren, stookte de kachel extra op en zorgde voor eten. De oudste van de twee overgebleven kinderen van de weduwe heeft echter zulke treffende rampen in het prilste van heur leven niet kunnen weerstaan en werd spoedig daarop ook een slachtoffer van dit schriktoneel. De zuigeling, haar laatste overgebleven dierbaar pand, is mede kortstondig daarop van heur moederlijk hart door den dood weggenomen."

De strijd tegen het water leverde Rosmalen al vroegtijdig een vorm van bestuur op. Op 21 augustus 1309 (9 jaren en 1 dag na de uitgifte van gemeenschappelijke gronden aan de inwoners van Rosmalen, zijnde de officiële geboorte van de gemeenschap Rosmalen op 22 augustus 1300) zorgde hertog Jan II ervoor dat de polder, die in de volksmond "Eyghen" heette, een bestuur van zeven heemraden kreeg. Dit polderbestuur bediende zich van een wapen, dat een rechtstreekse voorvader is van het op 18 maart 1999 door de gemeenteraad bevestigde, in eer herstelde, Rosmalens dorpswapen met het Maaslands Vierblad en een gestileerde ploeg.

Rosmalen ligt vrijwel op de scheiding tussen zand- en kleigrond, tussen het zogeheten "echte" Brabant en het Brabants-Gelderse rivierengebied. Daarbij helt het grondgebied van Rosmalen van zuid naar noord af in de richting van de Maas. Doordat deze rivier in het winterhalfjaar veel water te verwerken kreeg, had vooral onze streek met veel overtollig water te kampen. In de late middeleeuwen had men een oplossing bedacht voor de problemen rondom de Maas, maar alleen West-Nederland plukte de vruchten van de Beerse Overlaat. De openingen in de Maasdijk bij Beers zorgden er voor dat de rivier zijn overtollige last kon lozen op ... ons Maasland. Het Maasland kon pas op adem komen toen in 1942 de Beerse Overlaat definitief dicht ging en de inwoners van Rosmalen minder afhankelijk van de elementen waren geworden. Rosmalen was niet langer een ellendig land. Immers: Het water was bedwongen en het zand werd beplant.

Niet alleen watersnood, grote droogte, branden en besmettelijke ziekten teisterden Rosmalen in de loop der eeuwen. Tijdens de periode van de vele oorlogen tussen Brabant en Gelre tot 1543 toe heeft het Maasland heel veel klappen voor zijn hertogen moeten opvangen. In 1512 nog werden Rosmalen en Hintham voor een groot deel platgebrand.

Een verslag van een raadsheer van Karel V, die zich samen met Laagschout Jan van Baexen (Heer tot Rosmalen van 1505 tot 1511) in 1515 op de hoogte was gaan stellen van de toestand in Maasland, geeft aan onder welke omstandigheden de bevolking toen leefde. De "desolatie van arme menschen" deed hem tot de slotsom komen dat het beter zou zijn, het Kwartier Maasland voor een periode van tien jaar maar de helft van de belastingen te laten betalen. Het aantal belastbare huizen moest volgens hem bovendien worden teruggebracht naar het vierde part. In de meeste gevallen meende hij namelijk de onderkomens van de mensen onmogelijk als 'huis' te kunnen bestempelen.

(...) het meestendeel van de huizingen en woningen in het Maasland zijn niet anders dan gevlochten omheiningen van teen met leem bedekt en met staken in de grond gestoken, gelijk koestallen en varkenskotten van het eenvoudigste soort, zodat het deerlijk is te zien, dat deze menschen zoo armelijk wonen en zoo geheel anders dan onze andere onderdanen in meer ellende en jammer moeten blijven. In den wintertijd sterven er velen van gebrek en koude omdat zij geen schouwen hebben, om vuur te stoken, daar de beste huizen nog maar hutte nzijn, op staken in den grond staande, zonder kelder of zolder of wat dan ook. In waarheid kan men het niet anders dan leugenwerk noemen, zulke verblijven te rangschikken onder de huizen (...)

Gedurende de Tachtigjarige Oorlog was het hier een komen-en-gaan van allerhand vreemd krijgsvolk. De vrede van 1648 luidde een nog verdergaande moeilijke tijd in. Den Bosch en omgeving werden door de Hollanders als veroverd gebied beschouwd en vanuit Den Haag bestuurd. De jarenlang door oorlogen geteisterde Maaslanders gingen nu gebukt onder zware financiële lasten. De inwoners van Rosmalen moesten daarnaast hun kerk afstaan aan een klein groepje protestanten. Gelukkig werd hen nog toegestaan om de Birgittijnse kloosterkapel van de Abdij Marienwater (Koudewater) te bezoeken. Na het gedwongen vertrek van de laatste Birgittinessen in 1713 tot aan de teruggave van de Lambertuskerk in 1823, moesten de Rosmalensen noodgedwongen van een schuurkerk gebruik maken, die op de plaats stond waar nu "De Kentering" staat. De inval van de Fransen luidde pas een periode in van meer vrijheid en na 1848 zelfs van democratie.

Op economisch gebied ging het vrijwel de gehele 19e en begin 20e eeuw vrij slecht met Rosmalen. Natuurlijk hadden de talrijke overstromingen van de Maas daarmee veel te maken. Zo stelde het gemeenteverslag over 1851:
"De landbouw is hier in enen kwijnenden toestand. Het hoge water van den voorzomer zette al de landerijen in de polder van den Eigen, de Vliert, het Boschveld en de lage binnengedeeltes onder water. Hierdoor konden de bouwlanden, daarin gelegen, niet vóór half Mei worden bebouwd en gevolgelijk met niet anders dan met zomervruchten bezet en bezaaid worden. De beesten moesten laat in de weide, waardoor grote schade geleden werd."

Handel en winkelnering deden het in Rosmalen evenmin goed. Het gemeentebestuur schreef dat in 1875 toe aan de omstandigheid dat "de meeste ingezetenen hunne benoodigdheden te 's-Hertogenbosch halen en de gemeente als 't ware overstroomd wordt door venters in allerlei soort van waren."

Tot ver in de 20e eeuw bleef Rosmalen haar plattelandskarakter behouden. Pas na de Tweede Wereldoorlog ging Rosmalen "in de lift". Eén van de mensen die dat proces van nabij meemaakte en richting eraan gaf, was Jan Heijmans. Begonnen in 1923 kon hij na de oorlog een bedrijf met tientallen werknemers inzetten voor heel wat grote karweien op gebied van wegen-, water- en woningbouw. Er moest toen heel wat worden opgebouwd in Nederland. Rosmalen profiteerde daarvan, want er waren hier meer grote aannemingsbedrijven gevestigd. Niet toevallig, want juist hier waren veel seizoenarbeiders, mensen voor wie een groot deel van het jaar geen werk was, mensen die nu wel brood op de plank kregen, op den duur zelfs mét beleg.

In de tweede helft van de 20e eeuw veranderde het dorp Rosmalen vooral ook van aanzien. Veel mensen waren de éénsteens-muurtjes en het rieten dak, hoe schilderachtig ook, beu, en bouwden nieuwe huizen. Rosmalen groeide en groeide van landbouwdorp en aannemersdorp uit tot een groot forensendorp. Van goed 1600 inwoners in de Franse tijd, 5000 in 1930 en 10.000 in 1960, groeide Rosmalen in 1985 uit tot een woonplaats met meer dan 25.000 bewoners. Met de komst van de Groote Wielen wonen er dertig jaar later nu minstens 40.000 mensen binnen de grenzen van de voormalige gemeente Rosmalen.

De komst van zoveel nieuwe bewoners bracht met zich mee dat er binnen Rosmalen behoefte kwam aan allerlei vormen van onderwijs, aan vele sportaccommodaties, aan winkel- en ontmoetingscentra. Het pleit voor de bestuurders van toen, dat zij ook voor deze zaken geijverd hebben.

Rosmalen is al lang geen ellendig land meer! Een massaal en oprecht zingen van 't Is Rósmalen waar ik van hou moge nog lang dezelfde bedoeling hebben als het zingen van een Lang zal 'ie leven!

In het verleden ligt het heden, in het nu wat worden zal.

Meer nog dan in de beginperiode, toen Rosmalen nog als een zelfstandige gemeente bestond, wil de Heemkundekring Rosmalen zich bewust blijven en anderen bewust blijven maken van de Rosmalense eigenheid, identiteit en synergie vanuit een gevoel van saamhorigheid. Vele mogelijkheden die zich daartoe aandienen zullen niet onbenut blijven. Met het in ere herstellen van het oorspronkelijk wapen, met het doen bevestigen van een nieuwe dorpsvlag, het uitbundig vieren van de 700e verjaardag en de 1200-jarige naamsvermelding van de gemeenschap Rosmalen ("Brug tussen Maasland en Hertogstad") werd en wordt daarvan nog steeds getuigenis afgelegd.