Heemkundekring

Rosmalen

DE BEROEMDSTE BOOM VAN ROSMALEN

DE OUDSTE BOOM VAN DE GEMEENTE 'S-HERTOGENBOSCH 

Najaar 2002 verscheen 'S-HERTOGENBOSCH ZELDZAAM GROEN' door Drs. Rob de Vrind. Hierin staat op pagina 59 een prachtige foto afgedrukt van 'onze' TILIA VULGARIS. Op pagina 60 zegt hij: "De twee oudste bomen van de gemeente 's-Hertogenbosch staan in Rosmalen". Hierbij doelt de heer Rob de Vrind op 'onze' linde op de terp in De Overlaet en de beuk in De Gele Hoeve aan de Driebergenlaan. Omringd door vraagtekens spreekt hij het vermoeden uit, dat beide bomen geplant zouden kunnen zijn omtrent het jaar 1750

Mogelijk dat dit verhaal (door Martien Veekens gepubliceerd in ROSMALLA, 12e jaargang, nummer 4, december 2002, pagina 19 en 20) tot de conclusie zou kunnen leiden, dat onze terplinde temeer de titel van 'De alleroudste boom van de nieuwe gemeente 's-Hertogenbosch' mag dragen.

Omringd door de nieuwbouwwoningen van de Augustinessenborch staat op een terp aan de noordzijde van Rosmalens centrum de honderden jaren oude linde, onbetwist de oudste boom van Rosmalen.

De bekendste boom van oud-Rosmalen en nieuw-'s-Hertogenbosch staat op het restant van een 'motte' (kasteelheuvel). De motte van het 'Huis Altena' in het Land van Heusden en Altena en de Rosmalense kasteelterp zijn de enige overgebleven (niet afgegraven) motten binnen de grenzen van het huidige Noord-Brabant. Op oude kaarten (o.a. op de 'Caart Figuratief' van J.Camp uit 1785) is te zien dat de opmerkelijke verhoging in het landschap aanvankelijk veel groter van afmeting moet zijn geweest.

boom02aMogelijk werd dit oorspronkelijk middeleeuwse kasteelterrein eind 14e eeuw al gesticht. De oudst bekende naam van deze plek luidde RODENBORCH en was geruime tijd eigendom van de familie Heijm. Bij oorkonde van 1 juli 1485 werd door bemiddeling van ridder Jan van Baexen (de latere Heer tot Rosmalen) het kasteelterrein (met woontoren?) in het bezit gesteld van de zusters Augustinessen. Het was deze Jan van Baexen die bepaalde dat de naam RODENBORCH diende te worden gewijzigd in ANNENBORCH. Het kasteel werd tot een klooster verbouwd en toegewijd aan Anna, de moeder van Maria. 

In de vijftiger jaren van de afgelopen eeuw werden (in het kader van de ruilverkaveling) egalisatie-werkzaamheden uitgevoerd nabij de nog bestaande motte en zijn er vele muren aangetroffen en gesloopt. Diverse sporen van de oorspronkelijke bebouwing zijn toen eveneens verdwenen. In de zeventiger jaren werd een deel van het terrein (de heuvel met de linde) als wettelijk beschermd monument aangewezen. 

boom01aUit archeologisch onderzoek in 1985 is gebleken dat het kasteelterrein eens uit drie omgrachte terreinen bestond: een voorburg, een hoofdburg en de nu nog zichtbare heuvel met de oeroude boom. De vorm en het ontbreken van kasteelresten op het meest zuidelijke terrein doet vermoeden dat op de plek van of nabij de lindeboom eens de oorspronkelijke hoofdburcht van het kasteel moet hebben gestaan, welke rond 1400 mogelijk uitgebreid werd met een voorburcht aan de noordzijde. Rond 1500 werden er aan de zuid- en westzijde vleugels aangebouwd toen het klooster al in gebruik was. 

Na meerdere malen met oorlogsgeweld te zijn geconfronteerd (het was de tijd van de Tachtigjarige Oorlog) moesten de zusters enkele malen vluchten. In 1582 vestigden zij zich definitief in 's-Hertogenbosch. Het goed ANNENBORCH kwam vervolgens in het bezit van de Jezuïeten. Toen na de vrede van Munster (1648) de calvinistische bezetters de katholieke geestelijken hun goederen ontnamen, zette het verval van het voormalig klooster zich verder in. In 1669 brandde het huis St.Annenborch af. Hetgeen was blijven staan werd verbouwd tot 'hoeve' (woonhuis met schuur en bakhuis). In 1689 werd deze betrokken door Jan de Leeuw, een vooraanstaande Rosmalenaar, die de hoeve ook als tapperij benutte. Nog geen eeuw later zou een andere bekende Rosmalenaar, Gijsbert van der Doelen, eigenaar van de Annenborch zijn. 

Door de hoge ligging van de Annenborch vervulde het terrein een belangrijke functie bij de vele overstromingen na dijkdoorbraken van de nabije Maas. Zo brachten bewoners van de Maaskant nog in 1712 hun paarden, vee en hooi al varende met schuiten naar de hoeve op de Annenborch. In 1778 werd een uitgebreid reglement opgesteld waarin werd verklaard, dat de eigenaar van de Annenborch het recht had om bij hoog water een veerpont te gebruiken "van den Annenberg op Gewande" voor ingezetenen en passagiers "daarover moetende passeeren met koetsen, wagens, chaise, karren en andere voitures". 

Op 20 juli 1767 verbrijzelde zwaar noodweer het "huis, weleer een klooster, behalve de muren en enige zware balken daarop rustende", alsmede de schuren. Twee dikke popelieren werden toen omvergerukt en "alle andere bomen op deze berg staande waren beschadigd". En daarmee zijn we terug bij het begin van ons verhaal: de oudste boom van Rosmalen. De boom op het archeologisch monument behoort zonder twijfel tot een van de bomen die de storm van 1767 heeft overleefd. 

boom03aDe boom met de lindebladen; lindebladeren die ook voorkomen in het dorpswapen van Rosmalen onder de heraldische term 'Maaslands vierblad'. Waarom zou de beroemde Rosmalense boom niet geplant kunnen zijn toen Jan van Baexen op 25 oktober 1505 Heer tot Rosmalen werd? Waarom zou deze linde geen gerechtsboom kunnen zijn, een plaats waar recht werd gesproken, voordat er van een kloosterstichting sprake zou zijn? De naam 'Rosmalen' is te herleiden tot de oerwoorden 'rausa' en 'malla', een 'gerechtsplaats in het riet'. Een plek op de overgang van zand naar klei, zou dat geen ideale plek kunnen zijn geweest om recht te spreken? In de Duitse plaats Kalkar aan de Rijn staat midden op een plein eveneens een lindeboom, waarvan de traditie wil dat deze in het begin van de 16e eeuw als gerechtsboom is geplant. Die boom moet het echter in grootsheid overtuigend afleggen tegen de Rosmalense boom ! 

Blijft tenslotte nog het verhaal van de Augustines Godefrida uit Rosmalen, die vanuit het raam van haar kloostercel zag hoe de kruin van de lindeboom op de heuvel zich opende. Op de plaats daarvan was opeens een groot helder licht. Dwars door dit licht heen kon Godefrida in de hemel kijken waar zij God zag op zijn troon met Maria naast Hem. Terwijl het Angelus klepte, zeeg Godefrida op haar knieën voor het venster neer. Zij schaamde zich voor God dat zij getwijfeld had en Hem om een teken had gevraagd. Misschien dat iemand binnen de gemeente 's-Hertogenbosch nog eens op het idee zal komen om nabij de boom een klein kapelletje te bouwen ter ere van Maria en haar moeder Anna!